Nier- en blaasstenen bij konijnen
Esther van Praag, Ph.D.
MediRabbit.com wordt uitsluitend
gefinancierd door gevers.
Elke donatie,
ongeacht hoe groot, wordt gewaardeerd en zal helpen bij de voortzetting van
het onderzoek van de medische zorg en de gezondheid van konijnen.
Bedankt
|
Waarschuwing: deze tekst bevat foto’s die voor
sommigen storend kunnen zijn.
Nier- en blaasstenen worden, onafhankelijk van leeftijd en ras, regelmatig
bij konijnen gevonden. Mannelijke konijnen neigen meer deze stenen te
ontwikkelen, vanwege hun lange urethra. Het zijn keiharde stenen in de vorm
van kristallen, die in diverse vormen- en grootten ontstaan. Zijn ze heel
klein, en in grote hoeveelheden aanwezig, worden ze geen “steen” maar “zand”
genoemd.
De basis componenten van urinestenen bestaan over het algemeen uit
mineralen, zoals struvite (magnesium, ammonium, of fosfaat), oxalaat,
carbonaat, urinezuur, urate, of cystine. Bij konijnen komt het meest een
samenstelling van calciumcarbonaat of oxalaat voor.
De aanwezigheid van zand- of urinestenen is
irriterend en leidt b.v. tot nierstoringen of tot een aantasting van de
blaaswand. Er volgen bloedingen oftewel (microscopische) hematuria
(aanwezigheid van bloed in de urine). Kleine stenen leveren een extra gevaar
op, doordat hun aanwezigheid tot obstructie van de nieren of urinewegen kan
leiden. De urinestroom wordt, gedeeltelijk of totaal, geblokkeerd en het
konijn kan niet meer urineren. Dit leidt onherroepelijk tot schade aan de
nieren en de dood ten gevolge hebbende indien niet op tijd wordt ingegrepen.
De exacte oorzaken die tot vorming van
nier- of blaasstenen leiden zijn onbekend, maar een aantal beïnvloedende
factoren spelen een rol. Bijvoorbeeld: · Fysiologische oorzaken: ·
een genetische neiging, die het functioneren van de
nier betreft, ·
aanwezigheid van bacteriën in de blaas, ·
een nierziekte die de
afscheiding van calcium veroorzaakt, ·
een blaasziekte, die gepaard gaat met een modificatie
van de blaaswand, veroorzaakt door de aanwezigheid van ziekteverwekkende
bacteriën of neoplasia (tumor, poliepen), ·
zwaarlijvigheid, artritis, die tot inhouden van urine
leidt. Met als gevolg een verminderde behoefte naar de fecaliënbak te gaan. · veranderingen van de pH van de urine. Huishoudelijke oorzaken: ·
verminderde wateropname, wegens een probleem van
waterfles of drinkbak waardoor te weinig wordt gedronken, zoals b.v.; een
gebrekkige waterfles, een omgeslagen waterpot, een gebrek aan vers water, of
de toevoeging van medicijnen in het drinkwater. ·
Geen aangepaste mogelijkheden te plassen of zijn behoeften
te doen, wegens een vervuilde bak, of het op een niet aangepaste plaats staan
van deze. ·
Overdadig met calcium verrijkt voedsel, ·
Vitamine B6 gebrek, hetgeen tot een verhoogde formatie
en afscheiding van oxalaten leidt. Hoge urine pH
De urine
pH van konijnen is op zichzelf hoog, tussen 7,6 en 8,8; met een specifiek
soortelijk gewicht van rond 1.003. Deze is echter moeilijk te meten vanwege
de aanwezigheid van calcium en kristallen (struvite, calciumcarbonaat, maar
zelden oxalaat). Een
hoge pH beïnvloedt de ontwikkeling van bacteriën en infectie van de
urinewegen (UTI). De meest gevonden bacteriën zijn Escherichia coli, Proteus
sp. en Stafylokokken, soms worden ook anaërobe bacteriën gevonden. De
bacteriën beginnen ammonium en urease enzym af te scheiden, welke de urea afbreekt. De hoge pH versnelt
de vorming van struvite kristallen. De aanwezigheid van bacteriën kan
gecontroleerd worden door middel van een urine monster, gevolgd door een bacteriële cultuur (de urine is normaal
steriel). Een andere mogelijkheid is de verwijderde stenen te behouden, ze te
openen en het centrale gedeelte voor een bacteriële cultuur te gebruiken en
tevens de kristalsamenstelling te onderzoeken. Sommige bacteriën zijn
namelijk geassocieerd met een bepaald type kristal (zo zijn Stafylokokken
geassocieerd met struvite stenen).
Calcium in het voedsel
De
hoeveelheid calcium in het dieet wordt vaak als oorzaak voor de vorming van nier-
en blaasstenen gezien. Terwijl de vergelijking "meer calciumopname =
meer calciumafscheiding" correct is, is aangetoond dat het voeden van
een hoog calciumdieet aan konijnen zich uit in verkalking van de nieren (en
de aorta), in afscheiding van het overmatige calcium via de urine, maar niet
in de vorming van stenen resulteerde. Men vond echter dat slechts een korte
obstructie van de urinewegen tot de vorming van stenen kon leiden. De
oorzaken voor een dergelijke obstructie kunnen zand, aanwezigheid van een
bacteriële ontsteking, een abces of neoplasia (b.v. tumor, aanwezigheid van
poliepen) zijn. De
calciuminhoud van het dieet is dus niet de primaire factor van de formatie
van stenen bij konijnen, - eerder een bijkomstige factor. Hierdoor wordt het belangrijk om als hoofdoorzaak
naar subklinische ziekten te zoeken. In een poging om calcium opname te
verminderen, wordt soms een laag calciumdieet geadviseerd en/of geen
“pellets” meer te voeden. Dit is niet
aan te bevelen. Een dieet met
een laag calcium gehalte, of zonder droogvoedsel kan tot mineralen- en voedingstoffen
deficiënties leiden. Klinische verschijnselen
Een
konijn dat aan urinestenen lijdt heeft vaak pijn, waardoor zijn eetlust
vermindert, het gedeprimeerd raakt en kan tijdens het urineren een jammer
klank uitstoten. Meestal wordt een frequent en moeizaam urineren
geobserveerd, met een nadruppelen van urine. In sommige gevallen, is de urine
zo rijk aan sedimenten (calciumcarbonaat) dat het een deegachtige
consistentie krijgt en de anus bevlekt. Hematurie
komt veel voor. De hoeveelheid bloed is verschillend: ·
Een microscopisch hoeveelheid, dat slechts met hulp van
een bloedtest stick of door
microscopie kan worden bepaald, ·
Een grote hoeveelheid bloed die de urine rood of bruin
kleuren. Deze conditie moet onderscheiden worden van de aanwezigheid van
porphyrin, een plantaardig pigment, die eveneens de urine in oranje of rood
kleurt. BELANGRIJK: bij vrouwelijke konijnen moet de origine
van het bloed in de urine bepaald worden, om een baarmoederziekte uit te
sluiten. In dit laatste geval verschijnt het bloed slechts aan het eind van
het urineren, en vormt een vlek in het midden van de urineplas. Dit is een
ernstige conditie, die dringend een behandeling vereist. Diagnose
De aanwezigheid
van stenen kan worden ontdekt door palpatie van de blaas die zich bevindt in
het caudoventrale gedeelte van de buik. Dit kan echter alleen bij een konijn
gedaan worden dat zelf meewerkt. Meer
betrouwbare en precieze diagnose middelen zijn Röntgen opnamen en
ultrasonographie. Een nier-, ureter-, of blaas röntgenbeeld
kan alle op calcium gebaseerde stenen die groter dan 2 mm zijn, zichtbaar
maken. Urinezure stenen worden niet door Röntgenbelichting gezien, maar deze
komen bij konijnen zelden voor.
Röntgenfoto’s helpen bij het bepalen van grootte, plaats en aantal van
de aanwezige stenen. Het is uiteraard belangrijk om de aanwezigheid van
stenen in de nier, in de urinebuizen (urethra en ureter) en in de blaas te
verifiëren, alvorens hun chirurgische verwijdering te beginnen.
Het is
raadzaam om het Röntgenonderzoek van de urinewegen met een ultrasonography
(ultrasound onderzoek) te begeleiden, doordat deze laatste methode stenen van
1 tot 2 mm diameter toont, die op Röntgenfoto’s ongezien blijven. Naast
stenen, kan men verder ook een beeld van de blaaswand of de nierweefsels
krijgen, die de aanwezigheid van een obstructie van nieren of urinewegen
aantonen.
Als
een obstructie verdacht wordt kan bij uitzondering ook een CT scan gemaakt
worden,. Deze methode kan tevens andere problemen aantonen, die dezelfde symptomen
en ongemakken veroorzaken als urinestenen. Verder kan een begeleidend urineonderzoek
en een volledige bloedanalyse en/of serumbiochemie helpen, een algemene
gezondheidsbeeld van het konijn aan te tonen, met als nadruk het functioneren
van lever en nieren. Behandeling
Verschillende behandelingsopties zijn mogelijk,
afhankelijk van de grootte van de stenen. Wanneer
er zand in de blaas aanwezig is, brengen katherisatie en het spoelen van de blaas
goede resultaten. Het wordt namelijk niet geadviseerd de blaas met de hand
uit te drukken, doordat dit orgaan gemakkelijk scheurt, temeer daar kleine
stenen de urinewegen kunnen blokkeren. De plaatsing van een urinekatheter
(b.v. 5 French polypropyleen of rubberkatheter) is vrij gemakkelijk bij een
mannelijk konijn en vereist slechts een injectie van butorphanoltartraat en
de toepassing van lidocaine op de voorhuid (vouw van de huid dichtbij het
uiteinde van de penis). Bij vrouwelijke konijnen moet vaak een volledige
anesthesie gegeven worden, om de katheter te plaatsen. Het vrouwelijke konijn
wordt op haar buik gelegd, zodat de achterpoten naar beneden hangen over de
rand van de onderzoektafel. De katheter wordt voorzichtig geïntroduceerd
(blinde sturing) en zijn goede plaatsing wordt door Röntgenfoto’s bevestigd.
Een andere benadering is het konijn te verdoven, dan diazepam toe te dienen,
om de sluitspier te ontspannen, voordat de katheter geplaatst wordt. De
blaas wordt zorgvuldig met een lauwe zoutoplossing gespoeld, waarna de
oplossing met een injectiespuit verwijderd wordt. Waarbij een chemische
alkalisch gemaakte vloeistof om de urinestenen op te lossen, wordt gebruikt
(zure oplossingen leiden tot schade aan de blaas en urinewegen). Deze behandeling
moet verschillende malen worden herhaald. In het
geval dat een konijn geen narcose toegediend kan worden, bestaat er een alternatieve methode, met massief toedienen
van onderhuidse vloeistoffen, gevolgd door het toedienen van een diuretica
(b.v. furosemide). Dit kan, alleen bij een konijn dat veel en regelmatig
drinkt, na een paar dagen herhaald worden. Wanneer de urinestenen groot zijn is
chirurgie de enige mogelijkheid. Na het toedienen van anesthesie, wordt de
blaas naar buiten gebracht en geopend. Na verwijdering van de steen, is het
raadzaam om een monster van de blaaswand te nemen, en te laten analyseren op
de aanwezigheid van bacteriën.
De
postchirurgische zorg omvat het toedienen van een pijnstillend medicijn, en indien
noodzakelijk een antibioticum therapie gepaard gaande met een analyse van de
oorzaak die tot de vorming van urinestenen of zand geleid heeft. Nazorg
op lange termijn omvat veel en regelmatige wateropname door het konijn.
Bijvoorbeeld door het toedienen van kleine hoeveelheden onderhuidse
vloeistoffen iedere tweede dag. Dit helpt de nieren en de blaas te spoelen,
en de accumulatie van stoffen die tot kristallisatie kunnen leiden te
vermijden. Diverse
producten kunnen verder aan een konijn worden gegeven om de pH van de urine
enigermate naar omlaag te brengen. Bijvoorbeeld: ·
dagelijks voeden met de verse- of gedroogde Amerikaanse
veenbes of met ongezoet Amerikaans veenbessap. ·
voeden van vitamine C. Voor kleinere dieren, wordt één
dagelijkse dosis tot 100 mg toegeschreven, algemeen ligt dit tussen 25-50
mg/kg konijn, per dag. Een deel van Vit C zal in oxalaten omgezet worden,
hetgeen eventueel tot de formatie van een steen leiden kan. Studies tonen aan
dat de hoge dosis van Vit C niet tot de vorming van stenen bijdraagt. Maar
over dit onderwerp is verschil van mening onder dierenartsen. ·
gebruik van op citraat gebaseerde producten (b.v.
Polycitra®) om de pH van de urine naar beneden te brengen, bij konijnen die
chronisch aan urineleider infectie (UTI) of blaasstenen lijden. De dagelijkse
dosering bij honden is: 150 mg/kg hond per dag. Het is
niet zo zeer het product dat belangrijk is, maar het feit dat de urine
verzuurd wordt. Deze verzuring helpt magnesium-ammonium-fosfaat stenen
optelossen, of het ontstaan hiervan te verhinderen. AcknowledgementMy gratitude goes to Dr Christiane Nastarowitz-Bien
(Germany) pour her help and suggestions. A great thank you also to Christine Macey (USA), Hilde Seep (The
Netherlands), Prof. Ruby L. Perry (College of Veterinary Medicine, Michigan
State University, USA), to Andrea Pons (Allemagne, Kaninchenforum.com), and to Akira Yamanouchi (Veterinary Exotic Information Network, https://vein.ne.jp/, Japan), for the permission to use their pictures. Ook een speciale aan Louise en Arie
van Praag
(Zwitserland), voor hun hulp bij de editie van teksten in
het Nederlands. Verdere informatie
Donmez T, Erol K,
Gurer F, Baycu C, Acikalin E, Cingi MI. Effects of various acidic and alkaline solutions used to dissolve
urinary calculi on the rabbit urothelium. Urol Int. 1990; 45(5):293-7 Hanke PR, Timm P, Falk G, Kramer W. Behavior of
different suture materials in the urinary bladder of the rabbit with special
reference to wound healing, epithelization and crystallization. Urol Int. 1994; 52(1):26-33. Garibaldi BA, Fox JG, Otto G, Murphy JC,
Pecquet-Goad ME. Hematuria in rabbits. Lab Anim Sci. 1987 Dec;37(6):769-72.
Erratum in: Lab Anim Sci 1988; 38(3):345.
Garibaldi BA, Goad ME. Hypercalcemia with
secondary nephrolithiasis in a rabbit. Lab Anim Sci. 1988; 38(3):331-3. Itananin et al. Experimental model of calcium containing renal stone
formation in a rabbit. Invest. Urol. 1979;
17:234-241 Kamphues J.,
Carstensen P., Schroeder D., Meyer H., Schoon H.A., Rosenbruch M., 1986. Effects of increasing calcium and vitamin D supply on calcium
metabolism of rabbits. J. Anim. Physiol. a. Anim. Nutr.,
56, 191-208. Kamphues J. Calcium metabolism of rabbits as an etiological factor for
urolithiasis. J Nutr. 1991;121(11
Suppl):S95-6.
Lee KJ, Johnson WD, Lang CM, Hartshorn RD. Hydronephrosis caused by urinary lithiasis
in a New Zealand white rabbit (Oryctolagus cuniculus). Vet Pathol. 1978; 15(5):676-8. Whary MT, Peper RL. Calcium carbonate
urolithiasis in a rabbit. Lab Anim Sci. 1994; 44(5):534-6.
White RN. Management of calcium ureterolithiasis in a French lop rabbit. J Small Anim Pract. 2001; 42(12):595-8. |
e-mail: info@medirabbit.com