Bestaan gehoornde konijnen echt ? Fibroom
Esther van Praag Ph.D.
MediRabbit.com wordt uitsluitend gefinancierd door gevers.
Elke donatie, ongeacht hoe groot, wordt gewaardeerd en zal helpen bij de voortzetting van het onderzoek van de medische zorg en de gezondheid van konijnen.
Bedankt
|
Waarschuwing: deze tekst bevat
foto’s die, voor sommigen, storend kunnen
zijn.
Als legende wetenschap
ontmoet...
Tussen de 16de en de
18de eeuw worden regelmatig illustraties van de gehoornde haas gevonden, als
zijnde een kruising tussen gazelle en haas. Verschillende wetenschapsmensen
studeerde dit gehoornde konijn en noemde het met de Latijnse naam Lepus
cornutus. Hij werd populair “raurackl” of "herthaas” genoemd.
Shope fibroma virusThe Shope fibroom virus, ontdekt in 1931, wordt
voornamelijk op het Amerikaanse continent gevonden, bij de wilde katoenstaart
konijnen (Sylvilagus floridanus). Kort daarna stelde men vast dat dit
virus besmettelijk voor andere konijnen is, special in die streken waar de
virus endemisch is bij de bevolkingen van wilde konijnen. De besmetting met
dit virus leidt tot de formatie van grove of microscopische wonden, die
fibroom genoemd worden.
Het virus wordt door bloedzuigende insecten verspreidt.
Als een huid cel eenmaal geďnfecteerd is, ondergaat deze een transformatie
die tot de formatie van een tumor leidt.
R. E. Shope toonde via verschillende experimentele
technieken dat het fibroom virus verwant is aan het mixoma virus. Deze
eigenschap wordt tegenwoordig gebruikt, om het Shope fibroom virus als
inenting tegen myxomatose te gebruiken.
De Europese haas is verder bekend, een
drager van een virus (Leporipoxvirus)
te zijn dat bindweefsel ziektes veroorzaakt. Klinische tekenen houden
de groei van vele huid knobbels (tot 2.5 cm in diameter) op het hoofd,
oogleden, and rondom de oren in. De wijze van verspreiding van dit virus is
niet bekend. Klinische tekenen en diagnose
R. E. Shope heeft in
1931 de symptomen van fibromatose nauwkeurig beschreven, met de ontwikkeling
van tumoren op de voeten en benen en in een minder bereik op gezicht, neus,
oogleden en rug. Bij jonge konijnen of katoenstaart konijnen kan het tot een
ernstige algemene ziektebeeld leiden, bij oudere konijnen kunnen de tumoren
op natuurlijke wijze weer kleiner worden en afvallen. Deze ziekte komt niet
veel voor bij huiskonijnen. Dit virus veroorzaakt verder ook verschillende soorten
tumoren in vee.
Een verdikking van het
onderhuidse weefsel is het eerste teken van infectie. Een zachte goed
gedefinieerde opzwelling groeit langzaam en kan een grote van 7 cm in
diameter en 2 cm in dikte bereiken. Deze grote tumoren geven bewegings problemen
in het dagelijkse leven, b.v. bij het zoeken naar eten.
De tumoren bestaan
voornamelijk uit bindweefsel. Onderhuidse tumoren kunnen tot letsels van
intern weefsel leiden, zoals spieren en pezen. In zelden gevallen dringt de
tumor ook in de spieren in.
Meestal wordt de tumor
na 10 tot 14 maanden uit zichzelf kleiner en valt af.
Fibroom tumoren moeten
onderscheiden worden van myxoom en vooral papilloom tumoren. Een fibroom is
een soort platte schijf die in het onderhuidse weefsels gevonden wordt,
terwijl een papilloom er als een wrat uitziet, met een verhorende
oppervlakte.
De diagnose is
gebaseerd op de klinische tekenen en wordt bevestigd door een biopsie
analyse. Histopathologische onderzoeken van huid letsels tonen de
aanwezigheid van microscopische afwijkende structuren (inclusion bodies) in
het cytoplasma van de cellen.
Een verder virus die
bei konijnen geďsoleerd is het “kwaadaardige konijnen fibroom virus” die
“malignant rabbit fibroma virus” genoemd is, deze bevorderd de ontwikkeling
van fibrosarcoom (kwaadaardig gezwel dat begint in het bindweefsel). Het
presenteert een antigenetische overeenkomst met beide fibroom en myxoom
virus, zo denkt men dat het een recombinant van deze beide virussen is. Toch
is dit noch niet zekerheid bevestigd. Dit virus leidt tot immunodepressie en
de groei van kwaadaardige tumoren en infecties.
Een fibrosarcoom tumor ontstaat waak in het bot, maar kan
ook in zachte weefsel beginnen en zich naar de botten verspreiden, door
direct transport van metastase celen via de bloedcirculatie. Als de botten
niet betroffen worden, worden fibrosarcoom tumoren regelmatig in de longen,
hart, nieren en lymf klieren gevonden.
Behandeling
Chirurgische
verwijdering is niet aanbevolen, doordat de terugkeer van de tumor snel en
meestal uitgebreider is. Als een operatie toch nodig is, moet deze wijd
rondom de tumor uitgevoerd worden. Voor
meer details: “Fibrosarcoma in rabbits”. Voor verdure informative over
fibroma en fibrosarcoma bij rabbits, by E. van Praag, A.
Maurer and T. Saarony, 408 pages, 2010. Acknowledgement
Een woord van dank gaan naar Jeff Hymel, Akira
Yamanouchi, VEIN (Veterinary Exotic Information Network, https://vein.ne.jp/) en aan Louise en Arie van Praag (Zwitserland), voor hun hulp bij de editie van teksten in het
Nederlands Verdere Informatie
Hu J, Cladel
NM, Pickel MD, Christensen ND. Amino acid residues
in the carboxy-terminal region of cottontail rabbit
papillomavirus E6 influence spontaneous regression of cutaneous papillomas. J Virol. 2002;
76(23):11801-8. Singh SB, Smith JW, Rawls WE, Tevethia SS. Demonstration of cytotoxic antibodies in
rabbits bearing tumors induced by Shope fibroma virus. Infect Immun. 1972;
5(3):352-8. Smith JW, Tevethia
SS, Levy BM, Rawls WE. Comparative studies on host responses to Shope fibroma
virus in adult and newborn rabbits. J Natl Cancer Inst. 1973;
50(6):1529-39. Friedman-Kien AE, Fondak AA,
Klein RJ. Phosphonoacetic acid treatment of shope fibroma and vaccinia virus skin infections in
rabbits. J Invest Dermatol. 1976; 66(02):99-102. Block W, Upton C, McFadden G.
Tumorigenic poxviruses: genomic organization of malignant rabbit virus, a recombinant
between Shope fibroma virus and myxoma virus.
Virology. 1985; 140(1):113-24. Strayer DS, Cabirac G, Sell S, Leibowitz JL. Malignant rabbit fibroma
virus: observations on the culture and histopathologic characteristics of a
new virus-induced rabbit tumor. J Natl Cancer Inst. 1983; 71(1):91-104. Strayer DS, Sell
S. Immunohistology of malignant rabbit fibroma
virus--a comparative study with rabbit myxoma
virus. J Natl Cancer Inst. 1983; 71(1):105-16. Strayer DS, Skaletsky E, Cabirac GF, Sharp
PA, Corbeil LB, Sell S, Leibowitz JL. Malignant
rabbit fibroma virus causes secondary immunosuppression in rabbits. J Immunol. 1983; 130(1):399-404. Strayer DS, Skaletsky E, Leibowitz JL, Dombrowski
J. Growth of malignant rabbit fibroma virus in lymphoid cells. Virology. 1987; 58(1):147-57. |
e-mail: info@medirabbit.com