Minder voorkomende huidmijt:

Trombicula autumnalis en Dermanyssus gallinae

 

 

Esther van Praag Ph.D.

 

MediRabbit.com wordt uitsluitend gefinancierd door gevers.

Elke donatie, ongeacht hoe groot, wordt gewaardeerd en zal helpen bij de voortzetting van het onderzoek van de medische zorg en de gezondheid van konijnen.

Bedankt  

 

Deze parasieten zijn eigenlijk specifiek voor andere dieren, toch worden ze op konijnen gevonden die in contact met de natuur zijn.

Trombicula automnalis of Trombicula irritans worden soms gevonden op konijnen die toegang tot een tuin hebben. De parasiet vrouwtjes leggen eieren in de grond. De larven die uit deze eieren komen zijn nauwelijks zichtbaar voor het oog. Ze klimmen in het gras en wachten tot een goede “gast” voorbij komt: kat, hond, konijn of mens. Hier kan hij tot 3 keer zijn gewicht aan lymf opnemen. Daarna laat hij zich weer op de grond vallen, waar zijn verdere levenscyclus verloopt.

Dermanyssus gallinae, ook wel rode mijt genoemd, komt soms voor bij konijnen die in de buurt van vogels leven.

 

 

 livingthings.narod.ru/Clt/Ani/Art/Ara/Aca/aca003.jpg                               fiocruz.br/ccs/novidades/imagens/11aca_ser3.jpg

 

Links: Trombicula autumnalis

Rechts: Dermanyssus gallinae

Klinische verschijnselen

Larven worden meestal op het hoofd gevonden (oren, binnen- en buiten hoeken van de ogen, kin), in de hals en op de schouder, onder de voorpoten en tussen de vingers, soms ook rondom de anus.

Beide parasieten leiden tot intense jeuk en de formatie van huidvlekken (macules) en puistjes (pustules). Zelfmutilatie leidt verder tot huidwonden, die op zich zelf ook weer ontstoken kunnen raken door een bacteriële infectie.

Diagnose

Een visueel onderzoek van de huid is niet altijd voldoende om de aanwezigheid te bevestigen; zo kunnen verschillende methodes toegepast worden zodat minstens één parasiet of een ei gevonden wordt (zie 1.4). Kan deze diagnose niet gesteld worden, dan is het beste een huidbiopsie te doen van de plaats waar mijt vermoed wordt.

Bij zowel huid- en schurftmijt besmetting kan de parasiet op de grond vallen  en daardoor de omgeving besmetten. Het is dus belangrijk om beiden het dier en de omgeving te behandelen. Als het probleem verder niet opgelost kan worden, moet de besmettingshaard gezocht worden. Dit kan zowel de aanwezigheid van een besmette hond of kat zijn, evenals parasieten die de behandeling overleefd hebben.

Behandeling

Behandeling van Trombicula sp. is moeilijk; soms is het voldoende om het dier van de bron van infectie te verwijderen om van het probleem af te komen. Fipronil, permethrin en organophosphaten worden veel gebruikt bij andere dieren, maar kunnen bij konijnen tot serieuze complicaties leiden. De fabrikant van fipronil (Frontline® - Merial) waarschuwt tegen het gebruik van dit product by konijnen. Gevaarlijke bijverschijnsels zoals depressie, anorexia, convulsie (stuiptrekkingen), kunnen vooral bij jongere of kleine soorten konijnen voorkomen en tot de dood leiden.

Dermanyssus gallinae wordt het beste met carbamaat gebaseerde insecticide behandeld. Carbamaat moleculen zijn minder giftig dan organophosphaten. Toch is aangeraden deze type insecticiden niet bij konijnen te gebruiken, daar in sommige gevallen bijeffecten zijn geconstateerd. Om absorptie door de huid te voorkomen is de beste methode een poeder te gebruiken.

Het is verder belangrijk om de omgeving van het konijn te behandelen (boor zuur zoals Fleabusters®; Vet-Kem Acclaim Plus® - Sanofi; Staykil® - Novartis; Indorex® - Verpak; acaricide spray). Als een kleed behandeld moet worden, is het aangeraden het eerst te stofzuigen, zodat het spray of poeder product er goed intrekt. Een kleed met een vloeibaar wasmiddel te behandelen of the stomen is hier niet aangeraden; daar het toegevoegde vocht de overleving en ontwikkeling van de mijt doen toenemen. Tijdens een behandeling van een kamer moeten de konijnen in een andere ruimte worden ondergebracht.

 

Voor derdere informative over huidmijt bij konijnen: 

see: “Skin Diseases of Rabbits

E. van Praag, A. Maurer and T. Saarony,

408 pages, 2010.

Verdere informatie

Beck W. Farm animals as disease vectors of parasitic epizoonoses and zoophilic dermatophytes and their importance in dermatology. Hautarzt. 1999; 50(9):621-8.

Cerny V, Rosicky B. Mammals as source of ectoparasites in towns. Folia Parasitol (Praha). 1979; 26(1):93‑5.

Isingla LD, Juyal PD, Gupta PP. Therapeutic trial of ivermectin against Notoedres cati var. cuniculi infection in rabbits. Parasite. 1996; 3(1):87-9.

Kirwan AP, Middleton B, McGarry JW. Diagnosis and prevalence of Leporacarus gibbus in the fur of domestic rabbits in the UK. Vet Rec. 1998; 142(1):20-1.

Pinter L. Leporacarus gibbus and Spilopsyllus cuniculi infestation in a pet rabbit. J Small Anim Pract. 1999; 40(5):220-1.

Wagner R, Wendlberger U. Field efficacy of moxidectin in dogs and rabbits naturally infested with Sarcoptes spp., Demodex spp. and Psoroptes spp. mites. Vet Parasitol. 2000; 93(2):149-58.

 

 

 

e-mail: info@medirabbit.com