Trichostrongylus
calcaratus
Esther van
Praag, Ph.D.
MediRabbit.com wordt uitsluitend
gefinancierd door gevers. Elke donatie,
ongeacht hoe groot, wordt gewaardeerd en zal helpen bij de voortzetting van
het onderzoek van de medische zorg en de gezondheid van konijnen. Bedankt |
Trichostrongylus
en andere soorten van de Trichostrongylus
familie worden waak bij wilden konijnen gevonden, vooral bij het oostelijke
katoenstaart konijn (Sylvilagus floridanus) in Amerika, maar wordt
zelden gevonden bij huiskonijnen. Deze parasiet presenteert geen
gezondheidsgevaar voor de mens. Trichostrongylus calcaratus leeft in de dunne- of de dikke darm van
konijnen. Er is geen verspreiding buiten de ingewanden bekend. Het konijn
wordt geïnfecteerd via het voedsel (hooi, stro, verse groente) besmet met
larven van deze parasiet. De eieren die het vrouwtje produceert
komen met de uitwerpselen mee en ze rijpen ver van de gast. Ze meten tussen
80 and 90 mm. Ze zijn meestal gesegmenteerd als ze gelegd worden, en de larve
ontwikkelt zich binnen 6 dagen. Tijdens de L1 en L2 stadia voeden ze zich met
bacteriën en andere microben (microbivorous). De L3
stadium, dat rond 16-18 dagen bereikt wordt, is een niet-etende infectueuze
larve. L3, L4 and L5 zijn onrijpe volwassen die zich tot rijpe vormen ontwikkelen. Hun
levenscyclus is direct, zonder tussenliggende gastgever.
De vorm is slank, met een kleine voorkant
en geen mondholte. Het mannetje kan herkend worden aan zijn asymmetrische
rugstraal en twee korte gelijke naaldachtige punten. Het vrouwtje heeft een
vulva van ongeveer 1 mm, of iets minder, aan de top van de staart. Andere leden van de Trichostrongylus
familie kunnen ook konijnen infecteren. Ze kunnen van onderscheiden worden
door hun taille en de structuur van de naaldachtige punten aan hun staart
einde. Trichostrongylus affinis
Deze parasiet wordt in Amerika bij de
katoenstaart konijn (Sylvilagus floridanus) en de Amerikaanse haas (Lepus
americanus) gevonden, zelden bij huiskonijnen. Hij leeft in de blindedarm
en de dikke darm. De eieren (gemiddeld 61 x 37 mm) komen mee met de uitwerpselen, gaan
open waarna de larven zich ver van de gastgever ontwikkelen. Ze worden rond
de 10de of 11de dage infectueus. De volwassene wormen meten gemiddeld tussen
5 - 7.5 mm voor de mannetjes en tussen 8.7 - 9.3 mm voor de vrouwtjes. Het
mannetje bezit naaldachtige punten, terwijl het vrouwtje een vulva aan het
staartkant heeft. Ernstige infectie kan tot het verlies van
lichaamsgewicht leiden. Trichostrongylus retortaeformis
Deze parasiet wordt alleen in Europa en
in Engeland gevonden, en is in Australië geïntroduceerd. Hij leeft in de
dunne darm van hazen en konijnen (Lepus europaeus). Zijn levenscyclus
is waarschijnlijk dicht bij diegene van T. affinis. De eieren meten ongeveer 87 x 33 mm. Ze worden in dat weidegras gevonden,
waar de minste temperatuur schommelingen voorkomen. De ontwikkeling stopt
onder 10°C. De larven kunnen in het gras migreren, naar vochtige plaatsen. De
volwassene wormen meten tussen 6.8 en 8.4 mm voor de mannetjes en tussen 9.6
and 10.4 mm voor de vrouwtjes. Ze zijn gekentekend door dunne dwars- en
lengte groeven over hun lichaam. De pathogenese van deze vorm is groot
genoeg om een konijnen bevolking te verminderen. Klinische test houden een
studie van de uitwerpselen in 25 °C, en niet bij 35°C daar deze temperatuur
voor deze worm fataal is. Trichostrongylus ransomi
Trichostrongylus ransomi is geobserveerd bij het Amerikaanse
katoenstaart konijn (Sylvilagus floridanus), in Louisiana, USA, maar
het is een bij konijnen niet veel voorkomende parasiet. Hij leeft in de dunne
darm. Zijn levenscyclus is onbekend, maar waarschijnlijk niet veel anders als
diegene van T. affinis. De eieren meten tussen 65 en 33 mm. De volwassene wormen zijn klein: 2.2 -
3 mm voor de mannetjes en 3 - 3,5 mm voor de vrouwtjes. Trichostrongylus colubriformis (T.
instabilis)
Is een kosmopoliet die in de dunne darm
van vee en andere herkauwende dieren voorkomt, maar ook konijnachtige op
natuurlijke wijze kan infecteren. Klinische tekenen
De
intrinsieke pathogene kracht van deze wormen is zwak en een infectie blijft
meestal asymptomatisch. Ernstige infectie kan toch tot een verlies van
lichaamsgewicht, anemie, diarree en een verhoogde waarde van witte bloed
lichaampjes (eosinophilia) leiden, in zelden gevallen leidt dit tot de dood.
De slijmlaag van de ingewanden is meestal geïrriteerd, wat tot verlies van
bloed kan leiden. Soms worden de aanwezigheid van knobbels genoteerd. Trichostrongylus sp. wordt via onderzoek
van de uitwerpselen voor de aanwezigheid van Strongyle-achtige eieren
gediagnosticeerd is. Het is belangrijk deze eieren tot het L3
stadium te kweken, om ze specifiek te identificeren. De volwassenen
parasieten kunnen verder specifiek in de dunne darm geïdentificeerd worden. Behandeling
Dankbetuiging
Een woord van
dank gaat naar Louise en Arie van Praag (Zwitserland), voor hun hulp bij de
editie van teksten in het Nederlands. Verdere Informatie
Anderson RC (2000) Nematode Parasites of
Vertebrates. Their Development and Transmission. 2nd Ed. CABI
Publishing, Oxon, UK. Andrews
CL, Davidson WR. Endoparasites of selected populations
of cottontail rabbits (Sylvilagus floridanus) in the southeastern
United States. J Wildl Dis. 1980; 16(3):395-401. Audebert F, Cassone J, Hoste H,
Durette-Desset MC. Morphogenesis and distribution
of Trichostrongylus retortaeformis in the intestine of the rabbit. J
Helminthol. 2000; 74(2):95-107. Audebert
F, Hoste H, Durette-Desset MC. Life cycle of Trichostrongylus
retortaeformis in its natural host, the rabbit (Oryctolagus cuniculus).
J
Helminthol. 2002; 76(3):189-92. Boag B. The incidence of helminth parasites from the wild rabbit Oryctolagus
cuniculus (L.) in eastern Scotland. J Helminthol. 1985; 59(1):61-9. Boag B,
Iason G. The occurrence and abundance of
helminth parasites of the mountain hare Lepus timidus (L.) and the
wild rabbit Oryctolagus cuniculus (L.) in Aberdeenshire, Scotland. J
Helminthol. 1986; 60(2):92-8. Ciordia H
BIZZELL WE, Porter DA, Dixon CF. The effect
of culture temperature and age on the infectivity of the larvae of Trichostrongylus
axei and T. colubriformis in rabbits and guinea pigs. J
Parasitol. 1966; 52(5):866-70. Duwel D,
Brech K. Control of oxyuriasis in rabbits by
fenbendazole. Lab Anim. 1981; 15(2):101-5. Hoste H,
Reilly M. Scanning electron microscopy of the
jejunal and ileal mucosa of rabbits infected with Trichostrongylus
colubriformis. Ann Rech Vet. 1988; 19(2):123-8. Hoste H,
Mallet S. Effects of size of Trichostrongylus
colubriformis infections on histopathology of the mucosa along the whole
small intestine in rabbits. Hoste H, Mallet S, Koch C. Trichostrongylus colubriformis
infection in rabbits: persistence of the distal adaptive response to
parasitism after anthelmintic treatment. J Comp Pathol. 1995; 113(2):145-53. Iason GR, Boag B. Do intestinal helminths affect condition and
fecundity of adult mountain hares? J Wildl Dis. 1988; 24(4):599-605. Molina X, Casanova JC, Feliu C. Influence of host weight, sex and
reproductive status on helminth parasites of the wild rabbit, Oryctolagus
cuniculus, in Navarra, Spain. J Helminthol. 1999; 73(3):221-5. Prasad D, The effects of temperature and humidity on the free-living
stages of Trichostrongylus
retortaeformis. Can. J. Zool. 1959; 37: 305-316. Purvis GM,
Sewell MM. The host-parasite relationship between
the domestic rabbit and Trichostrongylus colubriformis. Vet Rec.
1971; 89(5):151-2. Strohlein
DA, Christensen BM. Metazoan parasites of the
eastern cottontail rabbit in western Kentucky. J Wildl Dis. 1983; 19(1):20-3. Wiggins
JP, Cosgrove M, Rothenbacher H.Gastrointestinal parasites of
the eastern cottontail (Sylvilagus floridanus) in central
Pennsylvania. |
e-mail: info@medirabbit.com